Nadat de haven verzandde kon er door de Arnemuidenaren nog een tijdlang geld verdiend worden in de zoutnering. Maar ook de zouthandel nam af en toen in 1801 een deel van de zoutketen afbrandde, werden ze niet weer opgebouwd. De inwoners zochten andere bronnen van inkomsten. De visserij werd vanaf de 17de eeuw steeds belangrijker. In 1901 had de stad een vloot van 65 schepen. Hoewel in de huidige tijd slechts een deel van de bevolking hiervan afhankelijk is staat Arnemuiden nog steeds vooral bekend als vissersdorp.